Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven ( verder: “CBb”) een belangrijke uitspraak gedaan over verschoonbare termijnoverschrijding in het bestuursrecht. Voor deze uitspraak van het CBb werd namelijk door een bestuursorgaan of bestuursrechter strikt getoetst of sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding (artikel 6:11 Awb). Kort gezegd: alleen in de gevallen waarin de burger geen verwijt gemaakt kon worden van de te late indiening van het beroep- of bezwaarschrift, dan werd het bezwaar of beroep – ondanks de te late indiening – alsnog in behandeling genomen.
In de uitspraak van 30 januari jl. laat het CBb deze hele strikte lijn los en biedt het bestuursrechters en bestuursorganen per direct de mogelijkheid ruimer te toetsen of sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens het CBb moet meer rekening gehouden worden met bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld: ernstige ziekte of ongeval van de indiener van het bezwaarschrift, of zieke of overlijden van diens naasten, of bij externe omstandigheden: een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf; een brand in de woning of in een bedrijfspand. Als er een duidelijke verhindering was voor de indiener om het bezwaar- of beroepschrift niet tijdig in te dienen, dan is dat sneller niet verwijtbaar en kan het niet aan de indiener worden toegerekend.
Bij deze soepelere toets dan voorheen geldt wel dat ook rekening gehouden moet worden met de hoedanigheid van de indiener van het bezwaar- of beroepschrift. Het kan namelijk verschil maken of het een individuele burger betreft, een onderneming (groot of klein) een belangenorganisatie of een bestuursorgaan. Ook de omvang van de termijnoverschrijding speelt bij de beoordeling van verschoonbare termijnoverschrijding een rol. Als dit slechts een week is, zal in de regel minder snel sprake zijn van niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Het CBb zet ook een nieuwe lijn in over de vraag binnen welke termijn – indien sprake is dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, omdat hij niet bekend was en ook niet bekend kón zijn met een besluit – een belanghebbende zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd alsnog een bezwaar- of beroepschrift indient.
Voorheen gold de hoofdregel dat een belanghebbende niet verwijtbaar laat een bezwaar- of beroepschrift had ingediend als hij binnen twee weken na nadat hij te weten was gekomen dat een besluit is genomen dat zijn belangen kan raken waarvan de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken, alsnog tot indiening overging. Het CBb ziet aanleiding om voor deze gevallen voortaan, voor besluiten waarvoor de wettelijke bezwaar- of beroepstermijn van zes weken geldt, een termijn van zes weken te hanteren waarbinnen de belanghebbende met het maken van bezwaar of het instellen van beroep in ieder geval niet verwijtbaar te laat is.
Let wel: deze soepelere toets moet terughoudend worden toegepast aldus het CBb indien sprake is van een besluit waarbij ook andere partijen mogelijk betrokken zijn. Als er belangen van derden bij een besluit zijn betrokken, dan zal minder ruimte zijn om verschoonbare termijnoverschrijding aanwezig te achten. Immers, door het aannemen van verschoonbare termijnoverschrijding worden ook de belangen van anderen mogelijk geraakt en wordt getornd aan de rechtszekerheid.
Daarnaast worden minder strenge eisen gesteld aan het bewijs dat een indiener moet leveren ten aanzien van de bijzondere omstandigheden. Ook zal de rechter of het bestuursorgaan de indiener moeten voorlichten van welke feiten nog (extra) bewijs geleverd moet worden.
Kortom: het CBb komt met deze uitspraak bestuursrechters en bestuursorganen tegemoet om soepeler met termijnoverschrijdingen om te gaan.
In de specifieke uitspraak waarover het CBb moest oordelen bood deze soepelere toets geen soelaas: in deze zaak komt het CBb namelijk tot het oordeel dat geen sprake was van bijzondere omstandigheden en dat de indiener (een professionele hotelketen) niet verschoonbaar de bezwaartermijn heeft overschreden.
Deze uitspraak van het CBb valt samen met een wetsvoorstel dat vanaf 1 februari 2024 gedurende 6 maanden ter internetconsultatie voorligt: “Wet versterking waarborgfunctie Awb”. In dat voorstel worden wijzigingen voorgesteld om besluiten voor burgers begrijpelijker te maken en bestuursorganen meer ruimte te bieden voor maatwerk door onder andere het evenredigheidsbeginsel verder uit te breiden in de Awb.
auteurs:
Stéphanie Heijtlager
sheijtlager@benthemgratama.nl
+31 (0)6 820 068 29
Jop van Heijningen
jvanheijningen@benthemgratama.nl
+31 (0)6 822 552 88