De Rechtbank Noord-Nederland/Pachtkamer heeft bij vonnis van 10 januari 2023 een reguliere pachtovereenkomst tussen een landbouwer en een Gemeente schriftelijk vastgelegd. In deze uitspraak is beslist dat het Didam-arrest ook van toepassing is op de totstandkoming van pachtovereenkomsten indien een gemeente (een overheidsorgaan) gronden in pacht uitgeeft.
In deze uitspraak over pacht gaat het ook over bestuursrecht/aanvraag van een omgevingsvergunning, MER-beoordeling en de Wet natuurbescherming.
De Rechtbank gaat bij de beantwoording van de vraag of er tot schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst van in totaal 67 ha landbouwgrond kan worden overgegaan, ook in op
Deze uitspraak laat weer eens zien dat het pachtrecht niet alleen gaat over landbouwgrond, bedrijfsmatigheid en het betalen van pachtsommen, maar onderdeel is van het civiele recht en het bestuursrecht.
In de kern komt het erop neer dat een pachtovereenkomst tot stand is gekomen tussen een gemeente en een akkerbouwer. De overeenkomst is tot stand gekomen op basis van mondelinge afspraken, een mailbericht van een ambtenaar en de schriftelijke bevestiging door de advocaat van de gemeente aan de advocaat van de akkerbouwer. In het mailverkeer is in hoofdlijnen aangegeven dat bepaalde algemeen omschreven landbouwgronden in pacht worden overgedragen en de pachtsom gebaseerd zou worden op het Pachtnormenbesluit.
Dat het sluiten van de pachtovereenkomst onderdeel uitmaakt van een groter probleem tussen de gemeente en de akkerbouwer staat los van de vaststelling dat ter beschikkingstelling van landbouwgrond tegen voldoening van een tegenprestatie reguliere pacht is. De gemeente betoogde nog dat zij niet meer over de pachtgronden beschikt en dat er daarom geen vastlegging kan plaatsvinden. De Pachtkamer oordeelt dat die complicatie voor rekening en risico van de gemeente moet komen.
Het door een overheidsorgaan uitgeven van gronden in erfpacht, het verhuren van onroerend goed en grondruil vallen onder het bereik van het Didam-arrest. De Pachtkamer oordeelt dat er geen argumenten aanwezig zijn om in het geval van pacht, waarbij landbouwpercelen door een overheidsorgaan worden verpacht, af te wijken.
Oftewel, ook uitgifte in pacht valt onder de regels van het Didam-arrest.
In beginsel diende de gemeente dus bij de uitgifte van deze percelen op grond van het gelijkheidsbeginsel op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria de gronden aan potentiële gegadigden aan te bieden. De gemeente betoogde namelijk dat er meerdere serieuze potentiële gegadigden voor de percelen aanwezig waren. Door te verpachten aan de akkerbouwer, heeft de gemeente het gelijkheidsbeginsel geschonden.
Die schending leidt in dit geval echter niet tot nietigheid van de pachtovereenkomst. De betrokken pachtovereenkomst is namelijk medio 2020 tot stand gekomen, ruim voordat het Didam-arrest is gewezen. In het aldus ontstane conflict tussen het gelijkheidsbeginsel enerzijds en het beginsel van opgewekt vertrouwen anderzijds, meent de Pachtkamer dat gelet op het doen en nalaten van de gemeente, het belang van het geschonden vertrouwen het zwaarst dient te wegen. Oftewel, het beroep op nietigheid van de pachtovereenkomst wordt verworpen.
Wilt u meer weten of heeft u nog vragen? Neem contact op met de sectie Agrarisch & Grondzaken. Zij helpen u graag verder.
auteur:
Sjoerd Commijs
nscommijs@benthemgratama.nl
+31 (0)6 229 487 72