Waarmee kunnen we u helpen?

-

Wakker worden! Verruiming compensatie transitievergoeding

Sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (verder: “Wwz”) op 1 juli 2015 zijn werkgevers verplicht een transitievergoeding te betalen als zij het initiatief nemen voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit geldt ook bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn. Veel werkgevers vinden dit onrechtvaardig. Enerzijds omdat dit geen recht doet aan het doel van de transitievergoeding: de ‘transitie’ van werk naar werk. Langdurig arbeidsongeschikt werknemers kunnen vaak helemaal niet meer werken. Anderzijds omdat dit tot een cumulatie van kosten voor zieke werknemers leidt.

Voor veel werkgevers dan ook een reden het dienstverband met langdurig zieke werknemers na einde van de loondoorbetaling niet te beëindigen, maar in stand te laten (zonder dat er nog een loondoorbetalingsverplichting bestond). Daarmee waren de ‘slapende dienstverbanden’ een feit.

Compensatieregeling

De wetgever vond deze praktische ‘oplossing’ van slapende dienstverbanden niet wenselijk. Om een einde aan deze praktijken te maken is daarom op 26 februari 2019 de compensatieregeling in het leven geroepen: werkgevers kunnen (onder voorwaarden) gecompenseerd worden voor het betalen van de transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na langdurige arbeidsongeschiktheid. Omdat recht bestaat op compensatie van de betaling van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid, heeft de Hoge Raad in de zogenaamde Xella-beschikking vervolgens bepaald dat werkgevers in principe niet zonder goede redenen de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer slapend mogen houden, maar moeten meewerken aan een verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband als recht bestaat op (gedeeltelijke) compensatie van de betaalde transitievergoeding.

Datum einde wachttijd leidend voor compensatie?

Het recht op compensatie van de betaalde transitievergoeding is echter niet in alle gevallen duidelijk. Want hoe zit het als een werknemer vóór 1 juli 2015 (dus voordat de transitievergoeding in de wet bestond) 104 weken ziek was en pas ná 1 juli 2015 (bijvoorbeeld door een loonsanctie) de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd? Bestaat er dan recht op compensatie van de bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betaalde transitievergoeding?

Op 1 juni 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep  uitspraak gedaan over deze situatie. In deze kwestie was de werknemer in april 2015 twee jaar arbeidsongeschikt (dus vóór de inwerkingtreding van de Wwz), maar eindigde de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte na 1 juli 2015 (dus ná de inwerkingtreding van de Wwz), omdat het UWV een loonsanctie had opgelegd aan de werkgever.

Werkgever en werknemer sluiten vervolgens in september 2018 een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Aan de werknemer wordt de transitievergoeding betaald en de werkgever vraagt daarvoor compensatie aan bij het UWV. Deze compensatie wordt door het UWV op nihil gesteld, omdat volgens de wet de compensatie gemaximeerd is tot het bedrag aan transitievergoeding op de datum dat de werknemer 104 weken ziek was (einde wachttijd). In deze zaak lag de datum van einde wachttijd voor 1 juli 2015 en volgens het UWV bedraagt de compensatie daarom nihil: de transitievergoeding was op die datum immers nog niet verschuldigd.

UWV heeft de compensatieregeling onjuist uitgelegd en toegepast

De Centrale Raad van beroep volgt het UWV niet. Volgens de Raad heeft het UWV de wet onjuist toegepast: de maximering van de hoogte van de transitievergoeding is een fictieve maximering. Nergens zijn aanknopingspunten in de wet en de wetsgeschiedenis te vinden dat de maximering bij een datum einde wachttijd voor 1 juli 2015 op nihil gesteld dient te worden. Volgens de Raad heeft deze werkgever daarom recht op ‘fictieve’ compensatie van de betaalde transitievergoeding, ook al lag de datum van einde wachttijd voor 1 juli 2015. Leidend voor het recht op compensatie is de ontslagdatum en die is in dit geval gelegen na 1 juli 2015. De geboden compensatie dient vervolgens fictief te worden berekend per datum einde wachttijd aldus de Raad.

Hoe nu verder?

Op basis van deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is het de verwachting dat werknemers, van wie de datum einde wachttijd voor 1 juli 2015 ligt, maar ontslag pas plaats kon vinden na 1 juli 2015, hun werkgever zullen verzoeken het slapende dienstverband met hen te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding per einde wachttijd. Op een dergelijk verzoek dient een werkgever op grond van de Xella-beschikking – behoudens uitzonderingen – in de regel positief te beslissen.

Ontvangt u een dergelijk verzoek van een ‘(semi)diepslapende werknemer’, neem dan vrijblijvend contact op met onze sectie onderneming en organisatie. Wij helpen u graag verder met het opstellen van een ‘compensatieproof’ vaststellingsovereenkomst en het indienen van het verzoek tot compensatie bij het UWV.

Stephanie Heijtlagerauteur:
Stéphanie Heijtlager
sheijtlager@benthemgratama.nl
+31 (0)6 820 068 29

U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar:

browsehappy.com sluiten