Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De invoering van deze wet werd omschreven als de grootste wetswijziging sinds het invoeren van de Grondwet in 1848. Afgelopen jaar werd de praktijk voor het eerst geconfronteerd met de Omgevingswet. In deze reeks gaan we in op onze eerste ervaringen met de Omgevingswet en wat dit voor de praktijk betekent. Elke week zullen wij een onderwerp uitlichten en bespreken. In het tweede artikel van deze reeks zal worden ingegaan op de wijziging van een bestemmingsplan naar een omgevingsplan.
Onder de inmiddels vervallen Wet ruimtelijke ordening (Wro) gebruikten gemeenten bestemmingsplannen om de ruimtelijke inrichting te reguleren. In een bestemmingsplan legt een gemeenteraad vast hoe de grond in een bepaald gebied mag worden gebruikt. Het bestemmingsplan bevat een gedetailleerde regeling over de bouwmogelijkheden binnen een bepaald gebied en bepaalt welke functies er op een stuk grond zijn toegestaan. Denk bijvoorbeeld aan de functie wonen, bedrijf of agrarisch. Het aanwijzen van bestemmingen met bijbehorende regels moet gebeuren ten behoeve van een ‘goede ruimtelijke ordening’.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn bestemmingsplannen opgegaan in het omgevingsplan. Een omgevingsplan bevat niet enkel regels over ruimtelijke ordening, maar heeft betrekking op de gehele ‘fysieke leefomgeving’. Het omgevingsplan is daarmee één integrale regeling waarin voor een gebied alle relevante regels worden samengebracht. Uit de Omgevingswet volgt dat een besluit tot het wijzigen van een omgevingsplan plaatsvindt met het oog op een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. In deel vier van deze reeks zal nader op dit begrip worden ingegaan.
Per 1 januari 2024 heeft elke gemeente in Nederland een omgevingsplan. Om de overgang van bestemmingsplan naar omgevingsplan soepel te laten verlopen, is een set tijdelijke regels van toepassing. Dit wordt de bruidsschat genoemd. De bruidsschat is bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot en met 31 december 2031 om het tijdelijk deel omgevingsplan om te vormen tot één omgevingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente.
In de praktijk is te zien dat het wijzigen van omgevingsplannen nog niet veel plaatsvindt. Toch hebben de eerste gemeenten de sprong in het diepe gewaagd. In de uitspraak van 18 december 2024 behandelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor het eerst een beroep tegen een wijziging van een omgevingsplan. Uit de overwegingen valt reeds op te maken dat het toetsingskader nét even iets anders luidt dan men gewend is geweest. Zo wordt niet meer gesproken over ‘goede ruimtelijke ordening’, maar van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). Deze begrippen lijken erg op elkaar, maar inhoudelijk heeft ETFAL een ruimere strekking dan een ‘goede ruimtelijke ordening’. Wat precies het verschil is tussen deze begrippen, wordt in deel vier van deze reeks uitgelegd.
Naarmate meer omgevingsplannen worden gewijzigd, zullen hier ook meer procedures over komen. De komende periode verwachten wij dan ook meer uitspraken over het wijzigen van omgevingsplannen.
De overgang van het bestemmingsplan naar het omgevingsplan brengt ingrijpende veranderingen met zich mee. Hoewel het nieuwe systeem meer flexibiliteit en integraliteit biedt, brengt het ook uitdagingen met zich mee, met name op het gebied van rechtszekerheid en uitvoerbaarheid. Ook zien we dat een goed begrip van het oude recht nog onverminderd van belang is. Onze specialisten bij Benthem Gratama staan uiteraard voor u klaar om ondersteuning te bieden bij al uw vragen over het oude én nieuwe recht.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze collega’s.
auteurs
Jan Teun Fuller
jtfuller@benthemgratama.nl
+31 (0)6 510 062 23
Jop van Heijningen
jvanheijningen@benthemgratama.nl
+31 (0)6 822 552 88
Jeroen van den Hoorn
jvandenhoorn@benthemgratama.nl
+31 (0)6 830 241 61