Maar liefst veertig procent van de rashonden kampt met erfelijke aandoeningen die veel leed veroorzaken. Vaak zijn deze aandoeningen het gevolg van onzorgvuldige praktijken van de fokker. Wat kun je als verkoper van rashonden doen tegen dit soort misstanden?
Het is mogelijk om in de koopovereenkomst afspraken te maken over het fokproces dat door de koper/fokker moet worden gevolgd, om te voorkomen dat de koper van een rashond op onzorgvuldige wijze het fokproces in gang zet. Maar houdt zo’n afspraak in de praktijk ook stand?
Recentelijk heb ik een zaak in behandeling gehad over de verkoop van een rashond, een Norwich Terriër. In de koopovereenkomst was opgenomen dat de koopster alleen met de hond mocht fokken als de verkoopster daar schriftelijk toestemming voor zou geven en dat als de koopster zonder toestemming zou fokken, de koopster een boete aan de verkoopster zou moeten betalen. Ondanks het overeenkomen van de contractuele boete, is de koopster toch zonder toestemming gaan fokken met de Norwich Terriër. De verkoopster wil de koopster aanspreken op grond van de contractuele boete.
In mei 2021 heeft verkoopster een puppy die zij zelf heeft gefokt, voor € 2.000 verkocht aan de koopster. In de koopovereenkomst hebben partijen een aantal bijzondere afspraken gemaakt, waaronder de volgende:
Met deze fokbeperking en de daarop gestelde boete, wilde de verkoopster waarborgen dat zij de puppy en het andere ‘ouderdier’ kon laten onderzoeken voordat koopster ermee zou gaan fokken. Dit om te voorkomen dat er puppy’s met ernstige gezondheidsproblemen geboren zouden worden.
In de koopovereenkomst is daarnaast opgenomen dat de koopster dekgeld aan de verkoopster moet betalen als zij de hond inzet voor de fokkerij bij derden.
Ondanks de duidelijke afspraken in de koopovereenkomst, heeft de verkoopster via Facebook moeten vernemen dat – in weerwil van de afspraken in de koopovereenkomst – toch met de hond was gefokt en daaruit drie puppy’s waren geboren. Van deze dekking had de koopster de verkoopster niet op de hoogte gesteld, laat staan dat verkoopster schriftelijke toestemming voor het fokken had gegeven. Daarom was de koopster een boete verschuldigd van vijfmaal de verkoopprijs (5 x € 2.000 = € 10.000) en moest zij het dekgeld aan de verkoopster betalen.
Omdat buitengerechtelijke maatregelen niet tot betaling van de contractuele boete en het dekgeld leidden, was de verkoopster genoodzaakt de zaak aan de kantonrechter voor te leggen.
In de procedure bij de kantonrechter verweert koopster zich door onder meer aan te voeren dat zij mocht aannemen dat zij wel met de hond mocht fokken en dat de contractuele boete en het dekgeld onredelijk bezwarende bedingen zijn en deze moeten worden vernietigd. Voor het geval de boete wel verschuldigd zou zijn, stelt de koopster zich op het standpunt dat de boete te hoog is en dus gematigd dient te worden.
Ook vindt de koopster dat zij de verkoopster geen dekgeld verschuldigd is omdat zij voor de dekking geen dekgeld heeft ontvangen.
Wat vindt de kantonrechter?
De kantonrechter oordeelt dat de koopster er niet vanuit mocht gaan dat zij de hond mocht laten dekken. Dit omdat in de koopovereenkomst is opgenomen dat de koopster de hond niet zonder schriftelijke toestemming van de verkoopster mocht inzetten voor de fokkerij (de fokbeperking) en deze schriftelijke toestemming niet is gegeven. Met andere woorden: afspraak is afspraak.
Verder vindt de kantonrechter dat de boete die is gesteld op overtreding van de fokbeperking niet onredelijk bezwarend is en dus in stand moet blijven. De kantonrechter overweegt daarover dat het belang dat wordt gediend met de fokbeperking in de koopovereenkomst, namelijk het zoveel mogelijk voorkomen van (ernstig) dierenleed, een zwaarwegend belang is. ‘De overtreding van dit belang verdient daarom een voldoende afschrikwekkende sanctie’, aldus de kantonrechter.
Interessant daarbij is dat de kantonrechter oordeelt dat de hoogte van de boete, juist gelet op het zwaarwegende belang van het voorkomen van dierenleed, proportioneel is en dat er daarom geen aanleiding is om de boete te matigen.
Over het dekgeld merkt de kantonrechter op dat het door de verkoopster gevorderde dekgeld van € 1.250 een gangbaar bedrag is. De kantonrechter gaat niet mee in het standpunt van de koopster dat zij geen dekgeld verschuldigd is omdat zij zelf geen dekgeld ontvangen zou hebben. De kantonrechter overweegt daarover dat het dekgeld volgens artikel 2.1 van de koopovereenkomst verschuldigd is indien de hond is gebruikt voor de inzet voor de fokkerij en dat het vorderingsrecht dat de verkoopster aan dat beding ontleent, niet beperkt is tot het geval waarin koopster zelf een vergoeding ontvangt van de fokker.
Kortom; de kantonrechter beslist dat de koopster de boete van € 10.000 en het dekgeld van € 1.250 aan de verkoopster moet betalen.
Uit deze uitspraak blijkt dat er een goede kans is dat een fokbeperking bij de verkoop van een hond of andere huisdieren, standhoudt bij de rechter. Ook volgt uit deze uitspraak dat het voorkomen van dierenleed dusdanig zwaar weegt dat dit een boete van vijfmaal de koopprijs van de hond kan rechtvaardigen.
Verder oordeelt de rechter dat het dekgeld voor een Norwich Terriër van € 1.250 een gangbare vergoeding is en dat de verschuldigdheid daarvan niet beperkt hoeft te zijn tot het geval waarin de koper zelf een vergoeding ontvangt voor de dekking.
Voor het in rekening brengen van een boete op een fokbeperking is het wel van belang dat dit op de juiste wijze wordt opgenomen in de koopovereenkomst. Mocht het onverhoopt toch tot een procedure bij de rechter komen, dan is het belangrijk dat goed onderbouwd wordt wat het belang van de fokbeperking is en dat de hoogte van de daarop gestelde boete proportioneel is.
Wilt u hierover meer weten? Of heeft u onze juridische hulp nodig bij een zaak als deze, bijvoorbeeld bij het opstellen van een koopovereenkomst? Neem dan gerust vrijblijvend contact op.
De uitspraak van de kantonrechter is gepubliceerd op rechtspraak.nl en kunt u hier raadplegen.
auteur:
Jan Jaap Lammers
jjlammers@benthemgratama.nl
+ 31 (0)6 820 770 53