Heeft u via de alternatieve route van arbitrage een vonnis gekregen en wilt u deze laten uitvoeren? In dat geval vraagt u de voorzieningenrechter om toestemming – het zogenaamde verlof – om het arbitrale vonnis uit te mogen voeren. De voorzieningenrechter beoordeelt of toestemming kan worden gegeven. De voorzieningenrechter weigert deze toestemming slechts in enkele situaties, bijvoorbeeld als een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt of als het arbitrale vonnis in strijd is met de openbare orde.
Hoe toetst de voorzieningenrechter? En wat moet de voorzieningenrechter ambtshalve – uit eigen beweging, dus ook als de consument daar niet naar vraagt – toetsen? De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam stelde hierover twee (prejudiciële) vragen aan de Hoge Raad.
De Hoge Raad beantwoordde op 8 november 2019 in zijn arrest de prejudiciële vragen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Uit het arrest blijkt dat een consument, tegen wie het arbitraal vonnis geldt, een zekere bescherming krijgt.
Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat de weg naar een oplossing – via arbitrage – voor de consument transparant, duidelijk en eerlijk moet zijn.
Stel dat de bepaling in bijvoorbeeld een overeenkomst met de consument, waarin partijen overeenkomen dat (toekomstige) geschillen kunnen worden voorgelegd in arbitrage (het arbitraal beding), oneerlijk is in de zin van het Europese consumentenrecht, dan mag het arbitrale vonnis uiteindelijk niet ten uitvoer worden gelegd tegen de consument. Datzelfde geldt als in het arbitraal beding niet staat dat een consument een termijn van ten minste één maand wordt gegund om er alsnog voor te kiezen dat het geschil aan de gewone rechter wordt voorgelegd. Tot slot is het niet mogelijk om een arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen als blijkt dat de termijn van één maand uiteindelijk niet daadwerkelijk is gegund aan de consument. De voorzieningenrechter moet in deze gevallen zijn toestemming weigeren.
De voorzieningenrechter mag bij de toetsing van deze vereisten niet enkel afgaan op de informatie die in het arbitraal vonnis staat. Hij moet de relevante informatie opvragen bij partijen en daaruit zijn eigen conclusies trekken. Alle omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, waarin het arbitraal beding staat, zijn hierbij van belang.
De Hoge Raad vindt het belangrijk dat de bescherming van de consument is gewaarborgd. Gebeurt dit niet, dan zijn daar gevolgen aan verbonden en kan de voorzieningenrechter in principe geen toestemming geven om een arbitraal vonnis uit te voeren.
Is het arbitraal beding oneerlijk voor de consument? Of heeft de consument onvoldoende gelegenheid gehad om toch voor een beslissing van de gewone rechter te kiezen? Dan moet de voorzieningenrechter als hoofdregel ambtshalve het verlof – om het arbitrale vonnis ten uitvoer te leggen – weigeren. Dat betekent dat een arbitraal vonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd tegen de consument.
Zorg daarom – bij het sluiten van een overeenkomst met een consument en voordat u een geschil in arbitrage voorlegt – dat helder in de overeenkomst staat dat arbitrage mogelijk is en dat de consument ten minste één maand de tijd krijgt om aan te kaarten dat hij toch naar de gewone rechter wil gaan. Zorg ook dat u die ene maand ook daadwerkelijk aan de consument gunt.
Wilt u meer informatie? Of heeft u vragen over andere onderwerpen? Ons team helpt u graag verder. U kunt hier vrijblijvend contact met ons opnemen.