Afgelopen donderdag 5 maart 2020 oordeelde de Centrale Grondkamer (beschikking GP 11.812) dat het glyfosaatverbod in een geliberaliseerde pachtovereenkomst (met de duur van één jaar) kan worden goedgekeurd.
Een pachtovereenkomst moet door de Grondkamer worden goedgekeurd. Wanneer sprake is van een situatie genoemd in artikel 7:319 lid 1 onder a-f BW wordt de goedkeuring niet gegeven. Kort gezegd is dat, voor zover hier relevant, wanneer de pachtprijs hoger is dan toegelaten of de verplichting buitensporig is.
De pachtprijs wordt in de zin van artikel 7:319 lid 1 onder a BW niet getoetst bij een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor een duur van zes jaren of korter. De pachtprijs moet echter wel worden betrokken bij de vraag of er sprake is van buitensporige verplichtingen (artikel 7:319 lid 1 onder b BW). Een verplichting is namelijk buitensporig als zij, mede gelet op de hoogte van de overeengekomen pachtprijs, kennelijk niet in een redelijke verhouding staat tot het genot dat de pachter uit hoofde van de pachtovereenkomst wordt geboden. Er mag niet te snel door de grondkamer worden aangenomen dat een verplichting buitensporig is.
Toch trok de Grondkamer Zuid in november 2019 de conclusie dat het glyfosaatverbod buitensporig was. Wanneer een provincie een algemeen belang zoals bodemkwaliteit wil behartigen, moet zij gebruik maken van haar publiekrechtelijke regelgevende bevoegdheden. De privaatrechtelijke rechtspersoon en een pachtovereenkomst mag daar niet voor gebruikt worden.
Daarnaast overwoog de Grondkamer dat de wetgever het gebruik van glyfosaat wel toestaat en er geen goed alternatief voor pachter beschikbaar is. Als dan ook de wetenschappelijke opvattingen over glyfosaat uiteenlopen en daarmee de nadelige gevolgen voor de omgeving niet voldoende vaststaan, wordt het verbod een verplichting die niet langer in redelijke verhouding staat tot het genot van pachter. Een lage pachtprijs doet daar niet aan af.
De Centrale Grondkamer beoordeelt de vraag of deze verplichting buitensporig is fundamenteel anders. Zo treedt de provincie inderdaad privaatrechtelijk op als grondeigenaar, maar het staat grondeigenaren in beginsel vrij om in een privaatrechtelijke pachtovereenkomst beperkende voorwaarden aan het gebruik te stellen met het oog op duurzaam gebruik van de grond. Dit staat los van het feit dat glyfosaatgebruik in Nederland nog in bepaalde mate is toegelaten. Daarnaast gaat de Centrale Grondkamer na in hoeverre pachter in zijn genot is beperkt door de verplichting. Hierbij neemt zij een aantal omstandigheden in beschouwing.
Nu dus geconcludeerd kan worden dat het gebruik verder niet wordt beperkt, het genot slechts voor de duur van één jaar is, de pachtovereenkomst na bieding is gesloten en pachter daarbij op de hoogte was van het verbod, is volgens de Centrale Grondkamer de beperking niet buitensporig. De pachtprijs is onder deze omstandigheden niet van belang.
De Centrale Grondkamer oordeelt dat de verplichting in redelijke verhouding staat tot het genot en keurt de pachtovereenkomst goed. Wel merkt de Centrale Grondkamer op dat steeds aan de hand van de omstandigheden beoordeeld moet worden of van buitensporigheid sprake is. Met deze uitspraak is dus alleen gezegd dat een glyfosaatverbod in eenjarige geliberaliseerde pachtenovereenkomsten geen buitensporige verplichting is.
Benthem Gratama advocaten heeft een team van specialisten binnen de sector Agrarisch & Grondzaken. Met uw pachtvragen kunt u bij hen terecht. Neem dan ook gerust contact op.