Een van de veelbesproken privileges van de advocaat is dat hij (of zij) op zijn woord wordt geloofd. Wat de praktische betekenis van dit adagium is en of dit inhoudt dat alles moet worden geloofd wat een advocaat zegt (en dus ook leugens?!), wordt hierna besproken en van commentaar voorzien aan de hand van een uitspraak.
De Nederlandse wet maakt het mogelijk dat personen elkaar een zogenaamde volmacht verlenen. In juridische taal verleent de volmachtgever een ander, de gevolmachtigde, een volmacht om in zijn naam handelingen te verrichten.
Alhoewel de abstracte juridische uitleg van een volmacht velen het gevoel zou kunnen geven dat er sprake is van een ver-van-mijn-bed-show, wordt er in de praktijk veelvuldig gebruik gemaakt van een volmacht. Een veelgebruikte volmacht is bijvoorbeeld die waarin een kiezer die niet in de gelegenheid is zelf te gaan stemmen voor bijvoorbeeld de tweede Kamerverkiezingen een andere kiezer machtigt dit voor hem te doen. Om een machtiging te geven, gebruikt de verhinderde kiezer de achterzijde van zijn stempas. Onder vertoning van diens identiteitsbewijs kan de gemachtigde dan stemmen voor de verhinderde kiezer.
Hetzelfde geldt in principe als er een advocaat wordt ingeschakeld om de belangen van een cliënt te behartigen bij de rechter. Immers geeft de cliënt in dat geval de verdediging van zijn standpunten uit handen aan een advocaat om – uiteraard in nauw overleg – diens zaak zo goed mogelijk te bepleiten. Ten opzichte van de gemachtigde kiezer heeft de gemachtigde advocaat één groot voordeel: hij wordt ook zonder het daadwerkelijk tonen van een volmacht (op zijn woord) geloofd. Een en ander overigens niet onbeperkt. Mocht de andere partij in een procedure immers het bestaan van de volmacht aanvechten, dan is het aan de rechter of hij (alsnog) een volmacht wenst te ontvangen van de advocaat.
Dat dit adagium serieus wordt genomen door rechters (en er aldus heel wat aan de hand moet zijn wil de rechter een volmacht wensen van de advocaat) blijkt wel uit de volgende uitspraak.
Wat was er aan de hand? Een advocaat verscheen op een zitting bij de rechter terwijl zijn cliënt niet aanwezig was. De rechter vroeg aan de advocaat of hij wel bevoegd was om op te treden namens zijn cliënt. De advocaat beaamde dit. Toch besloot de rechter dat de advocaat aan hem een volmacht diende te laten zien. De advocaat weigerde dit, omdat hij het gevoel had dat hij niet op zijn woord werd geloofd door de rechter.
Uiteindelijk moest er een tweede rechter aan te pas komen om over het handelen van de eerste rechter te oordelen en deze was duidelijk:
‘Wanneer een advocaat zegt dat hij een bepaalde [cliënt] vertegenwoordigt, wordt hij door de rechter op zijn woord geloofd. Door [de advocaat] niet op zijn woord te geloven heeft de rechter de betrouwbaarheid van [de advocaat] in zijn hoedanigheid als advocaat ter zitting openlijk in twijfel getrokken.’
De eerste rechter werd in deze zaak dus teruggefloten door de tweede rechter, omdat hij de advocaat niet op zijn woord had geloofd.
Dat een advocaat op zijn woord geloofd wordt, betekent niet dat iedereen alles maar moet geloven wat een advocaat zegt, maar ziet alleen op zijn bevoegdheid om namens een cliënt op te treden bij de rechter. Geloof dat vooral gebaseerd is op het vertrouwen van de rechterlijke macht in de advocatuur en in die zin dus ook een verhoogde verantwoordelijkheid met zich meebrengt voor een advocaat.
Indien u op zoek bent naar een advocaat die ook door middel van scherpe analyses en het op overtuigende wijze naar voren brengen van uw standpunten deze verhoogde verantwoordelijkheid neemt, dan kunt u contact met mij opnemen. Ik sta klaar om u verder te helpen.
auteur: Adriaan van Rinsum