De invloed van het gedrag van de ex-partner op de partneralimentatie
Bij een inkomensverschil zal de meest verdienende partner (de onderhoudsplichtige) na een echtscheiding vaak partneralimentatie aan de minder verdienende partner (de onderhoudsgerechtigde) moeten betalen. Soms gedraagt de onderhoudsgerechtigde zich echter zodanig kwetsend of grievend, dat de onderhoudsplichtige van mening is dat het recht op partneralimentatie is ‘verspeeld’. De vraag die dan rijst, is of dergelijk gedrag ook daadwerkelijk ertoe kan leiden dat de partneralimentatie op nihil wordt gesteld of dat een verzoek om partneralimentatie wordt afgewezen.
In dit artikel lees je meer over partneralimentatie:
In de wet is bepaald dat de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij een latere uitspraak aan de echtgenoot, die niet voldoende inkomsten tot zijn/haar levensonderhoud heeft en die in redelijkheid ook niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot partneralimentatie kan toekennen.
De ex-echtgenoten kunnen ook samen overeenkomen dat de meestverdienende partner partneralimentatie zal betalen en deze afspraken neerleggen in een overeenkomst.
Waarom is er een plicht tot betaling van partneralimentatie?
De verplichting om de ex-partner ook na de echtscheiding nog financieel te ondersteunen komt voort uit het feit dat er door het huwelijk een lotsverbondenheid tussen de ex-partners is ontstaan, die na het huwelijk nog voortduurt. Een herkenbaar voorbeeld daarvan is een relatie waarin een van beide ex-partners tijdens het huwelijk de hoofdkostwinner was en de andere ex-partner zich meer op de verzorging en opvoeding van de kinderen heeft gericht. Laatstbedoelde ex-partner is daarvoor vaak minder gaan werken en heeft zich dus minder kunnen ontwikkelen op de arbeidsmarkt en heeft minder werkervaring opgedaan. Het gevolg daarvan is dat deze ex-partner tot op zekere hoogte financieel afhankelijk van de andere ex-partner is geworden.
Partneralimentatie wordt allereerst vastgesteld aan de hand van financiële factoren. Deze financiële factoren zijn:
de behoefte van de onderhoudsgerechtigde aan een bijdrage van de ex-partner en;
de draagkracht van de onderhoudsplichtige.
Bij het vaststellen van de partneralimentatie kan echter ook rekening worden gehouden met niet-financiële factoren. Deze factoren worden onderverdeeld in objectieve factoren en subjectieve factoren:
bij objectieve factoren moet worden gedacht aan de leeftijd van de partners bij het sluiten van het huwelijk en bij de echtscheiding, de duur van het huwelijk, de duur van de samenwoning en de tijd tussen de echtscheiding en het moment waarop de rechter moet oordelen over het alimentatieverzoek;
bij de beoordeling van de subjectieve factoren wordt gekeken of er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat van de onderhoudsplichtige ex-partner in redelijkheid geen of een lagere bijdrage in het levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde ex-partner kan worden verlangd. Bij deze beoordeling spelen de gedragingen van de onderhoudsgerechtigde jegens de onderhoudsplichtige een grote rol.
Indien de rechter tot het oordeel komt dat de gedragingen van de onderhoudsgerechtigde jegens de onderhoudsplichtige in ernstige mate grievend zijn, kan de rechter vaststellen dat daardoor een einde is gekomen aan de lotsverbondenheid tussen de beide ex-partners of dat deze lotsverbondenheid zodanig is verwaterd dat de partneralimentatie, zoals die aan de hand van de behoefte en draagkracht van de ex-partners wordt vastgesteld, moet worden gematigd. Bij die beoordeling gaat het niet zo zeer om de ernst van de gedraging zelf, maar om de vraag hoe grievend dit gedrag voor de onderhoudsplichtige ex-partner is.
De vaststelling dat de lotsverbondenheid is geëindigd, heeft een zeer verstrekkend karakter. Het betekent immers dat een definitief einde is gekomen aan de alimentatieplicht van de onderhoudsplichtige. Daarom is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake van zodanig grievend gedrag dat in redelijkheid niet meer van de onderhoudsplichtige ex-partner kan worden verlangd dat nog een bijdrage in het levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde ex-partner wordt betaald. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties. Daarom is niet iedere vorm van wangedrag of grievend gedrag aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen.
Voorbeelden van uitspraken waarin sprake was van einde van de lotsverbondenheid
Enkele voorbeelden uit de jurisprudentie waarin de rechter oordeelde dat een einde aan de lotsverbondenheid was gekomen:
Gerechtshof Den Haag d.d. 13 april 2016 (1): de vrouw had de kinderen laten geloven dat de man hen mishandelde. Ze had meermalen aangifte tegen de man gedaan, welke aangiftes alle geseponeerd waren. Daarnaast had de vrouw de burgemeester verzocht de man in bewaring te stellen. De vrouw had verder de werkgever van de man, de Kinderombudsman, de Nationale Ombudsman en de psycholoog en huisarts van de man benaderd en de man daarbij neergezet als psychopaat en narcist. Op social media had de vrouw valse beschuldigingen aan het adres van de man verspreid en de vrouw had familie en de nieuwe partner van de man lastig gevallen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 12 november 2015 (2): de man had, na het uitzitten van een 4 jaar durende gevangenisstraf wegens het plegen van een overval, gedurende zes jaren een geheime relatie, uit welke relatie een tweeling is geboren. De man gebruikte het inkomen van de vrouw om dit gezin te onderhouden. Bovendien had de man opnieuw een nieuwe partner en was hij voornemens met deze partner te gaan trouwen.
Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden d.d. 12 mei 2015 (3): door de inhoud van de correspondentie die de man voerde richting de werkgevers van de vrouw heeft hij de vrouw onnodig en op onaanvaardbare wijze aangetast in haar reputatie, eer en goede naam, waarbij rekening is gehouden met de functie die de vrouw uitvoerde. De uitlatingen van de man aan functionarissen binnen de organisatie waar de vrouw werkzaam was, hebben haar (inkomens)positie ernstig in gevaar gebracht. De man had met zijn gedragingen welbewust het risico genomen dat het inkomen van de vrouw in gevaar zou komen, terwijl de man uit dat inkomen wel een bijdrage in zijn levensonderhoud wenste te ontvangen.
Voorbeelden van uitspraken waarin geen sprake was van einde van de lotsverbondenheid
Enkele voorbeelden uit de jurisprudentie waarin het gedrag niet zodanig grievend werd geoordeeld dat er een einde aan de lotsverbondenheid was gekomen:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 4 februari 2016 (4): de gedragingen van de man hadden vooral plaatsgevonden in de maanden voor en na de verbreking van de samenwoning en naar het oordeel van het hof was niet uit te sluiten dat deze gedragingen toe te schrijven waren aan de emoties voortvloeiend uit de echtscheiding. Daar kwam bij dat de man al voor aanvang van de relatie tussen partijen emotionele en psychische klachten had, zodat deze bij voortduring onderdeel hadden uitgemaakt van het gezamenlijke verleden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 8 maart 2016 (5): de vrouw had de man beschuldigd van seksueel misbruik en in dat kader de omgang tussen hem en hun gezamenlijk kind twee keer stopgezet. Het gerechtshof overwoog dat niet duidelijk is geworden of deze beschuldigingen al dan niet vals waren. Verder was niet gebleken dat de vrouw deze vermoedens of beschuldigingen had geuit om de man bewust in diskrediet te brengen.
Rechtbank Amsterdam d.d. 25 maart 2015 (6): de enkele omstandigheid dat de vrouw tijdens het huwelijk een relatie had gehad met een andere man, hoe kwetsend dat voor de man ook was, was naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de vrouw zich zodanig jegens de man had gedragen dat redelijkerwijs geen alimentatie meer verschuldigd was. De man had nog wel andere omstandigheden aangevoerd, maar die zijn niet komen vast te staan.
Indien de rechter tot het oordeel komt dat het niet meer redelijk is dat de onderhoudsplichtige nog partneralimentatie aan de onderhoudsgerechtigde moet betalen, kan de rechter daar drie verschillende gevolgen aan verbinden:
de rechter kan het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie afwijzen dan wel bepalen dat er een einde is gekomen aan de lotsverbondenheid en daarmee aan de onderhoudsplicht;
de rechter kan de hoogte van de partneralimentatie matigen;
de rechter kan de duur van de partneralimentatie beperken.
Van een situatie waarin het gedrag als zodanig grievend wordt aangemerkt, dat in redelijkheid van de onderhoudsplichtige niet langer kan worden verlangd dat hij/zij (ten volle) een bijdrage levert in het levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde, is niet snel sprake. In uitzonderlijke gevallen kunnen gedragingen van de onderhoudsgerechtigde zodanig grievend zijn, dat aan de lotsverbondenheid een einde is gekomen en er niet langer een onderhoudsplicht bestaat. Daarbij gaat het in het algemeen om meerdere grievende gedragingen of doet het gedrag zich over een langere periode voor. Ook het benaderen van een werkgever van de onderhoudsplichtige lijkt zwaar te wegen. Daarmee wordt immers het inkomen van de onderhoudsplichtige in gevaar gebracht, terwijl de onderhoudsgerechtigde vervolgens wel een bijdrage uit dat inkomen wenst te ontvangen.
U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt
ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te
downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar: