Met ingang van 1 november 2015 is de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening geldend recht geworden. Deze wet heeft enkele wijzigingen aangebracht in het jaarrekeningenrecht zoals dat in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen.
De meest in het oog springende wijziging houdt in dat de maximale termijn voor het deponeren van de jaarrekening van een besloten vennootschap wordt ingekort van 13 maanden naar 12 maanden na afloop van het boekjaar.
In dit artikel wordt deze wijziging – die van groot belang is voor de ondernemingsrechtelijke en insolventierechtelijke praktijk – nader toegelicht. Ook enkele andere wetswijzingen zullen kort de revue passeren.
Voor een besloten vennootschap dient over ieder boekjaar een jaarrekening te worden opgemaakt, te worden vastgesteld en te worden gedeponeerd. Dit is wettelijk verplicht. De plicht tot het opmaken van de jaarrekening rust op het bestuur van de vennootschap. Vervolgens moet de opgemaakte jaarrekening nog worden vastgesteld door de aandeelhouders van de vennootschap, waarna de vastgestelde jaarrekening wordt gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
De termijn waarbinnen de jaarrekening moest worden opgemaakt, vastgesteld en gedeponeerd bedroeg altijd maximaal 13 maanden na afloop van het boekjaar. Een jaarrekening moest dus steeds uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het jaar na het boekjaar worden gedeponeerd (voor zover het boekjaar overeenstemt met het kalenderjaar).
Als gevolg van de wetswijziging is de termijn voor deponering van de jaarrekening van de besloten vennootschap ingekort tot maximaal 12 maanden na afloop van het boekjaar. Het bestuur dient binnen 5 maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening op te maken. Deze termijn kan – als gevolg van de wetswijziging – nog slechts met 5 maanden worden verlengd (in plaats van 6 maanden, zoals voorheen). Na opmaken van de jaarrekening dient de jaarrekening te worden vastgesteld binnen een (ongewijzigde) termijn van 2 maanden, zodat (in de gebruikelijke situatie dat het boekjaar gelijk loopt aan het kalenderjaar) de jaarrekening uiterlijk op 31 december van het jaar na het boekjaar dient te worden gedeponeerd.
De inkorting van de termijn heeft voor het eerst te gelden voor de jaarrekening over boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016 en is gebaseerd op een Europese Richtlijn die voorschrijft dat jaarrekeningen binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar moeten zijn openbaar gemaakt.
Overigens is boek 2 van het Burgerlijk Wetboek per 1 januari 2016 ook aan verandering onderhevig geweest met betrekking tot de termijn van deponeren van de jaarrekening van de stichting, vereniging, coöperatie en de naamloze vennootschap. Op deze wijzigingen wordt in dit artikel niet nader ingegaan.
Het tijdig deponeren van de jaarrekening is zeer belangrijk. Niet tijdig deponeren van de jaarrekening kan voor het bestuur van de vennootschap tot problemen leiden wanneer de vennootschap in staat van faillissement raakt. In geval van faillissement van de vennootschap is het bestuur namelijk hoofdelijk aansprakelijk voor (in het kort) de schulden van de vennootschap, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De wet bepaalt vervolgens dat van onbehoorlijke taakvervulling sprake is wanneer het bestuur niet heeft voldaan aan de verplichting om de jaarrekening tijdig te deponeren. Vervolgens wordt zelfs vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Met andere woorden: het bestuur staat jegens een curator die het bestuur aansprakelijk stelt voor de schulden van de failliete vennootschap met 1-0 achter indien de jaarrekening te laat is gedeponeerd.
“Het is dus van belang om de jaarrekening tijdig te deponeren.
En dit dient vanaf boekjaar 2016 binnen 12 maanden
na afloop van het boekjaar plaats te vinden.”
Met de invoering van de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening is overigens nog geen duidelijkheid gekomen ten aanzien van de vraag of de jaarrekening van een vennootschap waarvan de bestuurder(s) en de aandeelhouder(s) precies dezelfde personen zijn, ook uiterlijk 12 maanden na afloop van het boekjaar moet worden gedeponeerd, of dat een jaarrekening van een dergelijke vennootschap eerder (uiterlijk op 8 november van het jaar na afloop van het boekjaar) moet worden gedeponeerd. Zekerheidshalve zou voor deponering uiterlijk op 8 november gekozen kunnen worden. Een verdere uitwerking van dit probleem gaat het bestek van dit artikel te buiten.
Met de invoering van de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening is voorts – naast de reeds bestaande indeling van het jaarrekeningenrecht in ‘kleine onderneming’, ‘middelgrote onderneming’ en ‘grote onderneming’ – een nieuw jaarrekeningregime aan de wet toegevoegd: de zogenaamde ‘micro-onderneming’. Er is daarvoor een nieuw artikel 2:395a BW aan de wet toegevoegd.
In het kort komt het erop neer dat een micro-onderneming slechts aan minimale eisen behoeft te voldoen ten aanzien van de jaarrekening. Zij hoeft slechts een beperkte balans en een beperkte winst/verliesrekening op te stellen. Een en ander is ingegeven door de bedoeling van de overheid om de regeldruk voor (kleine) ondernemers te verminderen.
Een micro-onderneming is een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata zonder onderbreking (op grond van geconsolideerde cijfers) heeft voldaan aan minimaal twee van de volgende drie vereisten:
Voorts is met de invoering van de nieuwe wet bewerkstelligd dat ondernemingen voortaan langer in aanmerking komen voor het jaarrekeningregime dat van toepassing is op ‘kleine ondernemingen’ en middelgrote ondernemingen’. Hierdoor kunnen kleine ondernemingen (en middelgrote ondernemingen) langer genieten van vrijstellingen die voor hen gelden binnen het jaarrekeningenrecht. De grenzen voor toepassing van het regime voor kleine ondernemingen zijn verruimd. Hetzelfde geldt voor de grenzen voor de middelgrote ondernemingen.
Een kleine onderneming is voortaan een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:
Een middelgrote onderneming is voortaan een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:
Naast de hiervoor geschetste wijzigingen brengt de invoering van de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening nog mee dat de term ‘jaarverslag’ in het jaarrekeningenrecht voortaan wordt vervangen door de term ‘bestuursverslag’.
Heeft u nog vragen over deze en/of andere onderwerpen op het gebied van ondernemingsrecht? Neem dan gerust contact op.
Auteur: mr. R.J. (Remco) Joustra
T: (038) 4280077
E: info@benthemgratama.nl