Op 3 juli 2015 berichtten we over de meningsverschillen ten aanzien van de interpretatie van de Tremanormen met betrekking tot de kinderalimentatie. Inmiddels heeft de Hoge Raad beslist over de vragen die in dat kader bestonden over het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop. Hieronder lichten wij de antwoorden van de Hoge Raad verder toe.
Sinds 1 januari 2013 beveelt de Expertgroep Alimentatienormen in de Tremanormen aan om:
Met ingang van 1 januari 2015 zijn de kindregelingen gewijzigd:
Na de wijziging van de kindregelingen per 1 januari 2015 heeft de Expertgroep de hiervoor genoemde aanbeveling van 1 januari 2013 gehandhaafd. Dit betekent dat sinds 1 januari 2015 bij de vaststelling van de kinderalimentatie zowel het kindgebonden budget als de alleenstaande ouderkop in mindering wordt gebracht op de behoefte van het kind.
Het gevolg hiervan is dat de kinderalimentatie in veel gevallen aanzienlijk lager is vastgesteld en in sommige gevallen zelfs op nihil is gesteld, omdat het kindgebonden budget inclusief de alleenstaande ouderkop hoger is dan de behoefte van een kind. Verschillende rechtbanken zijn van deze richtlijnen afgeweken, maar nadat de Expertgroep in april 2015 de aanbevelingen handhaafde, hebben alle rechtbanken de aanbeveling toegepast. Desondanks zijn er verschillende opvattingen blijven bestaan over de wijze waarop het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop bij de kinderalimentatie moeten worden betrokken.
Het Gerechtshof Den Haag heeft vervolgens gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om in een lopende procedure zogenaamde prejudiciële vragen(*) aan de Hoge Raad voor te leggen.
Kort gezegd komen de vragen hierop neer:
De Hoge Raad heeft bij prejudiciële beslissing van 9 oktober 2015 antwoord gegeven op deze vragen. Daarbij heeft zij overwogen dat de kindregelingen bedoeld zijn om ouders tegemoet te komen in de financiële lasten die verbonden zijn aan de verzorging en opvoeding van kinderen.
De kindregelingen zijn er dus op gericht om de ouders inkomensondersteuning te bieden om in de behoefte van hun kind(eren) te voorzien. Dit brengt met zich dat de tegemoetkomingen de behoefte van een kind niet verminderen. Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat het aan de ouders is om te voorzien in de behoefte van hun kind, ook al krijgen zij financiële steun van de overheid.
De hiervoor genoemde overwegingen leiden ertoe dat:
De antwoorden van de Hoge Raad op de vragen die het Gerechtshof Den Haag had gesteld, kunnen aanleiding geven om de kinderalimentatie, die eerder met toepassing van de Tremanormen is afgesproken of vastgesteld, opnieuw te laten beoordelen. Dit kan er immers toe leiden dat de alimentatieplichtige ouder toch een (hogere) kinderalimentatie moet betalen of dat van de verzorgende ouder een hogere bijdrage in de kosten van het kind mag worden gevergd.
Wil je weten welke gevolgen deze beslissing van de Hoge Raad voor jouw situatie heeft, dan kun je vanzelfsprekend contact opnemen met Kirsty Selcraig. Wij helpen je graag verder.
(*) Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter in een rechtbank of Gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel.