Op 21 mei jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel Herziening Partneralimentatie. De partneralimentatietermijn wordt daarmee gewijzigd van twaalf naar maximaal vijf jaar. De wet zal per 1 januari 2020 in werking treden.
Het uitgangspunt is dat de maximale alimentatieduur wordt teruggebracht, naar de helft van de duur van het huwelijk tot maximaal vijf jaar. De alimentatietermijn vangt aan vanaf de datum van de echtscheiding. Door deze nieuwe wet wordt de alimentatietermijn dus behoorlijk korter.
Al geruime tijd bestond er discussie over de lengte van de duur van de partneralimentatie. De regering heeft er voor gekozen om de alimentatieduur te verlagen om op die manier economische zelfstandigheid te stimuleren. De regering meent dat op deze wijze alimentatiegerechtigden worden gestimuleerd sneller economisch zelfstandig te worden. Daarom is er nu gekozen de standaardtermijn van twaalf jaar te verkorten naar de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van vijf jaar. De bedoeling is dat een nieuw evenwicht wordt gecreëerd tussen de positie van de alimentatiegerechtigde en de alimentatieplichtige op een wijze die beide partijen in staat stelt verder te gaan met hun leven, alleen of met een eventuele nieuwe partner zonder dat er nog sprake is van een alimentatieverplichting jegens de ander. Deze wet geldt dus uitdrukkelijk niet voor de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie.
Er zijn wel een aantal uitzonderingen opgenomen in de wet:
Wanneer meerdere uitzonderingen van toepassing zijn, dan geldt de langste termijn. Alle genoemde termijnen zijn maximale termijnen. De rechter kan, net zoals dat nu al het geval is, op verzoek een kortere termijn vaststellen. Daarnaast blijft het zo dat de draagkracht van de alimentatieplichtige en de behoefte van de alimentatiegerechtigde van belang zijn bij de vraag of in eerste instantie überhaupt een alimentatieverplichting wordt toegekend. De berekeningssystematiek wordt niet veranderd.
Naast de uitzonderingen op de nieuwe hoofdregel van vijf jaar, kent het wetsvoorstel ook een hardheidsclausule. Als beëindiging van de alimentatie gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd van de alimentatiegerechtigde, kan de rechter op verzoek alsnog verlenging van de termijn vaststellen. Voorbeelden van gevallen die onder de hardheidsclausule kunnen vallen zijn alimentatiegerechtigden met de zorg over een ernstig ziek kind of alimentatiegerechtigden die arbeidsongeschikt zijn.
De overgangsregeling van de nieuwe wet bepaalt dat lopende alimentatieverplichtingen niet worden geraakt door de nieuwe wet. De nieuwe regels zijn slechts van toepassing op een uitkering tot levensonderhoud die op of na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet (1 januari 2020) tussen partijen is overeengekomen of waarbij het inleidende verzoekschrift is ingediend op of na die datum. Dit is ook het geval indien voor de inwerkingtreding van de wet door de rechter is vastgesteld of door partijen is overeengekomen dat geen bijdrage in het levensonderhoud is verschuldigd (bijvoorbeeld omdat ieder in het eigen levensonderhoud kan voorzien) en na inwerkingtreding van de wet alsnog een verzoek tot een bijdrage in het levensonderhoud wordt gedaan, dan wel een bijdrage wordt overeengekomen. Ook dan is op deze situatie de oude wet van toepassing.
Heeft u vragen over de gevolgen van de nieuwe wetgeving of wilt u meer informatie, neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.
Dineke Buysrogge
DpmBuysrogge@benthemgratama.nl
038 428 00 77