Op 1 oktober en 3 oktober 2018 heeft een aantal rechtbanken zich uitgesproken over vorderingen van melkveehouders tot overdracht van de aan hun jongvee-opfokker toegekende fosfaatrechten. Bodemrechters spreken zich, voor zover bekend nu voor het eerst, uit over deze problematiek. Hun oordeel: de jongvee-opfokker hoeft de fosfaatrechten bij opfokovereenkomsten niet over te dragen, ook niet gedeeltelijk.
In alle uitspraken was er sprake van een jongvee-opfok relatie waarbij de melkveehouder zijn jongvee tegen betaling had geplaatst bij een jongvee-opfokker. Vanwege het feit dat het jongvee op de peildatum van 2 juli 2015 bij de jongvee-opfokker (geregistreerd) stond, heeft de opfokker de fosfaatrechten van dit jongvee toegekend gekregen door RVO.
De melkveehouder vordert in de genoemde zaken overdracht van de fosfaatrechten c.q. schade-/waardevergoeding.
Globaal worden in diverse procedures één of meer van de volgende grondslagen voor overdracht/schadevergoeding genoemd door de eisende partij.
Eigendom van het vee
Uit alle uitspraken komt naar voren dat op grond van de wet en wetsgeschiedenis en het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 1998 (NJ 1998,714) het houderschap van het vee op de peildatum van 2 juli 2015 bepalend is en niet de juridische eigendomssituatie. Het gaat erom wie de dieren feitelijk op die datum hield, feitelijk de dieren in zijn stal onderbracht, op zijn land weidde en de verzorging op zich nam.
Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid
Tussen partijen is niets afgesproken over verdeling van toekomstige rechten. In één van de uitspraken werd een beroep gedaan op een artikel in de overeenkomst die de mogelijkheid bood om bij wijzigingen in de wet in overleg de overeenkomst aan te passen. De rechtbank is van oordeel dat deze bepaling geen verplichting met zich meebrengt om de overeenkomst aan te passen op het punt van de fosfaatrechten.
Eisers beroepen zich er in alle uitspraken op dat de overeenkomst tussen partijen op grond van de (aanvullende werking van de) redelijkheid en billijkheid tot gevolg heeft dat de fosfaatrechten overgedragen moeten worden, c.q. er een schadevergoeding moet volgen.
De rechtbanken gaan hier niet in mee met een verwijzing naar het door de wetgever in het leven geroepen systeem. De tijdelijkheid is voor één van de rechtbanken niet van belang. Ook voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant speelt dit geen rol nu de overeenkomst een aantal jaren heeft geduurd en in ieder geval het gehele jaar 2015. Het belang van de opfokker bij behoud van de fosfaatrechten speelt ook een rol gezien de gedane investeringen en het anders moeten staken van zijn bedrijfsvoering. De rechtbank Gelderland vindt evenmin het feit dat de opfokker de overeenkomst heeft opgezegd geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Ongerechtvaardigde verrijking
In één van de uitspraken stelt de eiser dat de opfokker zich ten laste van hem ongerechtvaardigd heeft verrijkt. Ook daar gaat de rechter niet in mee. De verarming is niet voldoende onderbouwd. Bovenal is er geen sprake van een ongerechtvaardigde verrijking, omdat de opfokker de fosfaatrechten op grond van de Meststoffenwet toegekend heeft gekregen.
Onrechtmatige daad
Tenslotte honoreert de rechtbank de stelling niet van één van de eisers dat gedaagde, door te weigeren de fosfaatrechten over te dragen, onrechtmatig, want in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid, handelt.
In typische opfokrelaties waarbij tussen partijen geen nadere afspraken over de fosfaatrechten zijn gemaakt, zijn bodemrechters vooralsnog van oordeel dat de fosfaatrechten door de opfokker niet (gedeeltelijk) overgedragen te hoeven worden. Ook niet op grond van de tijdelijkheid van de overeenkomst.
Als u over (de verdeling van) fosfaatrechten vragen heeft en uw positie verder wilt laten bepalen, neemt u dan gerust contact op.
auteur: Philine Elzerman
e: info@benthemgratama.nl
t: 038 – 428 00 78