Levert een afschrijving van de bankrekening van gedaagde in het kader van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis wel of geen daad van bekendheid op in een verzetprocedure?
De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam deed op 4 april 2014 uitspraak in een procedure, waarin behandeld werd of de gedaagde tijdig of te laat verzet had ingesteld tegen een voor hem teleurstellend verstekvonnis.
Het verstekvonnis was niet in persoon betekend. Omdat niet was gebleken dat gedaagde op enig moment op andere wijze bekend was geraakt met dit vonnis, werd bij de beantwoording van de vraag of op tijd of te laat verzet was ingesteld, aanknoping gezocht bij het moment dat het verstekvonnis vanwege de tenuitvoerlegging van het vonnis bij gedaagde bekend zou zijn geworden.
Verzettermijn
De wet bepaalt dat de verzettermijn van vier weken gaat lopen op de dag dat het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd door de eisende partij. De gedaagde partij wordt dan geacht ondubbelzinnig bekend te zijn geraakt met (de inhoud van) het verstekvonnis.
Termijn ruimschoots verstreken
In deze zaak was tussen het moment van het instellen van verzet en de tenuitvoerlegging van het vonnis, zijnde de ontvangst van de eerste betaling op grond van een gelegd derdenbeslag onder de Rabobank op de bankrekening van gedaagde, bijna een jaar verstreken. Ruim meer dus dan de vier weken-termijn die staat voor het instellen van verzet na bekendheid met het verstekvonnis.
Ondanks het derdenbeslag en het feit dat er in dat verband ook daadwerkelijk geld van zijn bankrekening was afgeschreven, vond de gedaagde partij dat hij niet bekend was met het verstekvonnis. De eisende partij vond van wel. In de procedure ging het onder andere over de vraag hoe de volgende wettekst moest worden uitgelegd:
“Het vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd in geval van derdenbeslag op een vordering, na uitbetaling aan de beslaglegger, of, indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste betaling.”
Volgens de rechtbank zag het zojuist genoemde element ‘na de eerste betaling’ op een derdenbeslag toe op een vordering tot periodieke betalingen. Dat was in deze zaak niet aan de orde. Voor het hier gelegde derdenbeslag gold het andere criterium ‘na uitbetaling aan de beslaglegger’. Uit de tekst van de wet blijkt alleen niet of de verzettermijn gaat lopen na aanvang van de betalingen of na voltooiing van de tenuitvoerlegging. Ook de wetgeschiedenis geeft hierover geen uitsluitsel.
De rechtbank heeft daarom bij de verdere beoordeling van de zaak eerst gekeken naar de op de ratio achter het wetsartikel en in dit verband geoordeeld dat bekendheid met het verstekvonnis niet al te snel mag worden aangenomen. Tegen de achtergrond van artikel 6 lid 1 EVRM (het recht op een eerlijk proces), dient de rechtbank terughoudend te zijn met het aannemen van bekendheid met het verstekvonnis.
Volgens de rechter moeten bij de beantwoording van de vraag of de gedaagde bekend is geraakt met het verstekvonnis naar aanleiding van de afschrijvingen van zijn bankrekening, alle relevante omstandigheden van het geval betrokken worden. De rechter vond de volgende omstandigheden relevant:
Op grond van het bovenstaande concludeerde de rechter dat het niet opmerken van deze betalingen door gedaagde weliswaar als enigszins onzorgvuldig kon worden aangemerkt, maar dat gezien de omstandigheden van dit geval er niet vanuit mocht worden gegaan dat de gedaagde bekend moest zijn geraakt met het verstekvonnis. De termijn voor het instellen van verzet was daardoor nog niet verstreken, waardoor de gedaagde in deze zaak tijdig in verzet is gekomen.
Heeft u vragen over een verzetprocedure of over andere procedures , neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder met deze en andere vragen.
Auteur: André Vaarkamp
E: info@benthemgratama.nl
T: (038) 4280090
Wat houdt een verzetprocedure in? | Is een automatische ontvangstbevestiging per email wel of geen daad van bekendheid?