Met ruim 8% werkloosheid in Nederland en aanhoudende economische onzekerheid staan werkgevers niet te springen om vaste contracten uit te delen. De zogenoemde ketenregeling (artikel 7:668a BW) bepaalt dat een vierde opeenvolgende arbeidscontract voor bepaalde tijd heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch laat zien dat het wellicht ook anders kan.
Om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vermijden, kiest de werkgever veelal niet voor een derde verlening. Indien de werknemer drie maanden geen werkzaamheden voor de werkgever verricht, is de keten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten doorbroken. Deze constructie is voor beide partijen echter niet wenselijk.
In het geschil bij het gerechtshof is de werkgever dan ook bereid de werknemer een vierde opeenvolgende arbeidsovereenkomst aan te bieden, maar niet voor bepaalde tijd. Een derde verlenging zou dit echter wel tot gevolg hebben op grond van artikel 7:668a BW. De werkgever probeert deze regeling te ontwijken door gelijktijdig met het aangaan van de vierde arbeidsovereenkomst een aanvullende overeenkomst met de werknemer te sluiten in de vorm van een vaststellingsovereenkomst. Hierin is bepaald dat de arbeidsovereenkomst (die is aangegaan voor onbepaalde tijd) met wederzijds goedvinden zal eindigen na één jaar.
Volgens het gerechtshof is bovengenoemde constructie in beginsel toelaatbaar. Omdat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waren aangegaan levert de constructie geen strijd op met de ketenregeling ( artikel 7:668a BW), aldus het gerechtshof. De ketenregeling ziet alleen op meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en hier was een vierde arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd.
Bovendien oordeelde het gerechtshof dat de beëindigingsovereenkomst als een vaststellingsovereenkomst kan worden gezien. In een dergelijke overeenkomst mag – zij het binnen bepaalde grenzen – worden afgeweken van het recht, zo oordeelde het gerechtshof.
Het gerechtshof kiest hiermee voor een beperkte uitleg van artikel 7:668a BW. De strekking van de ketenregeling is namelijk dat die juist de werknemers dient te beschermen tegen meer dan drie achtereenvolgende contracten voor bepaalde tijd. Door deze constructie toe te laten wordt de feitelijke bescherming die artikel 7:668a BW biedt aan de werknemers, doorbroken.
Het gerechtshof lijkt met deze uitspraak (ECLI:NL:GHSHE:2013:3442) een mogelijkheid gecreëerd te hebben om – feitelijk – opeenvolgend meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd overeen te komen met een werknemer. Het gerechtshof gaat daarmee eigenlijk voorbij aan de strekking van de ketenregeling, die is bedoeld om werknemers te beschermen tegen doorlopend sluiten van contracten voor bepaalde tijd. In dat licht bezien is het ook opmerkelijk te noemen. Er ligt namelijk een wetsvoorstel om de ketenregeling in te perken in die zin dat het derde contract voor bepaalde tijd al dient te worden aangemerkt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Het is nog niet duidelijk of ons hoogste rechtscollege dergelijke constructies ook toelaat. Daarom is het verstandig om altijd juridisch advies in te winnen, voordat u een dergelijke constructie opzet.
Wilt u meer informatie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtspecialisten.